19 maart 2001 Sint-Jozef

0p 13 oktober 1917 doet zich in het Portugese Fatima een groot wonder voor : aan de hemel danst een twaalftal minuten lang de zon ten aanschouwen van 70.000 personen, bij gelegenheid van een verschijning van de Allerheiligste Maagd Maria aan drie kinderen: Lucia, Jacinta en Francisco. Deze opzienbarende en te voren aangekondigde gebeurtenis verleent de nodige geloofwaardigheid aan de woorden van de H. Maagd die wijzen op de noodzaak van het rozenkrans bidden en het doen van penitentie voor de zondaars. Terwijl de menigte met stomheid geslagen naar de zich verplaatsende zon kijkt en denkt dat het einde van de wereld is gekomen, zien de drie kinderen Sint-Jozef die het Kind Jezus dat de wereld zegent vasthoudt. Met dit visioen wijst Onze-Lieve-Vrouw op het belang van de rol van Sint-Jozef voor het heil van de wereld 

 

Zo'n vijftig jaar eerder, op 20 september 1870, drong een leger van 60.000 Piëmontezen onder bevel van de Sardijnse koning Victor-Emmanuel II, Rome, de hoofdstad van de christelijke wereld, binnen en beroofde de Zalige Pius IX van zijn wereldlijke soeve­reiniteit die de bisschopen van Rome hadden genoten sedert de tijd van Karel de Grote. Op dat kritieke moment verkeerden de Paus en de katholieke wereld in angst, niet wetende hoe de Kerk, onder dergelijke omstandigheden, te vrijwaren van politieke valkuilen. Pius IX die de toekomst van de Kerk wilde toevertrouwen aan de Goddelijke Barmhartigheid, stelde haar onder de bijzondere bescherming van Sint-Jozef en verklaarde hem "Patroon van de Katholieke Kerk". Sint-Jozef is een «uitnemend beschermheer». «JOZEF is inderdaad de hoeder, de kostwinner, de opvoeder en het hoofd van het gezin geweest waarin de Zoon van God hier op aarde heeft willen leven. Hij is, in één woord, de beschermer van Jezus geweest. En de Kerk is in haar wijsheid tot de slotsom gekomen dat hij die de beschermer is geweest van het lichaam,. van het lichamelijk en geschiedkundig bestaan van Christus, in de Hemel zeker de beschermer van het Mystieke Lichaam van Christus, dat wil zeggen de Kerk, zal zijn.» (Paulus VI, 19 maart .1968). Het beschermheerschap van Sint-Jozef, verklaart Paus Johannes Paulus II «moet worden ingeroepen en is de Kerk voortdurend van node, niet alleen om haar te behoeden voor de gevaren die zich onophoudelijk zullen blijven voordoen, maar ook en vooral om haar te steunen bij haar nimmer aflatende inspanningen ter evangelisatie van de wereld en de hernieuwde evangelisatie van de landen en de volkeren waar het christelijke geloof en leven vroeger in meer dan volle bloei stonden en die nu zwaar worden beproefd» (Apostolische Exhortatie Redemptoris Custos, 15 augustus 1989, n. 29). Op het eerste gezicht komt Sint-Jozef over als een personage dat erg op de achtergrond is gebleven. «In de spiegel van het evangelieverhaal bezien, zei Paus Paulus VI, komt JOZEF naar voren met de uitgesproken kenmerken van een vergaande nederigheid: een bescheiden arbeider, arm en onopvallend, waar niets bijzonders aan is, van wiens stem in de Kerk zelf geen enkele toonaard doorklinkt. Zij doet van geen enkel woord van hem verslag en maakt alleen gewag van zijn houding, van zijn gedrag, van wat hij heeft gedaan en dat alles in zwijgzame terughoudendheid en in volmaakte gehoorzaamheid» (19 maart 1965).

 

Aan onze voeten

Maar in werkelijkheid is Sint-Jozef een unieke en zeer toegankelijke meester: «JOZEF is te allen tijde en op een voorbeeldige wijze een onovertrefbare hoeder, hulpverlener en meester geweest... Laten we zijn nederigheid. eens in ogenschouw nemen. Wat schijnt zij ons broederlijk toe en, zo zouden we kunnen zeggen, zo gelijkend op ons, broze, middelmatige, onbetekenende zondige wezens! Met welk een gemak stelt men zijn vertrouwen in een heilige die ons niet kan intimideren, die geen enkele afstand tussen hem en ons creëert en die zich zelfs met een verlegen makende ootmoed aan onze voeten werpt om te zeggen: zie welke hoogte mij is toebedacht! Welnu, juist tot dat niveau, tot die onuitsprekelijke  onderworpenheid, heeft de Heer van Hemel en Aarde zich verlaagd en daaraan heeft Hij eer willen brengen door er zijn keus op te laten vallen en haar te verkiezen boven alle menselijke waarden» (ibid.). Sint-Jozef is dan ook «het bewijs dat je niet noodzakelijk grootse dingen hoeft te verrichten om goed te zijn en een ware volgeling van Christus; dat gewone menselijke, eenvoudige, maar authentieke deugden voldoen» (id., 19 maart 1969). In de loop van de geschiedenis hebben talrijke heiligen zich tot Sint-Jozef gekeerd om zijn grootheid te bezingen, zijn bescherming af te smeken en zijn deugden na te volgen. Zo had zuster Maria Repetto, de "Brignolijnse" religieuze die Paus Johannes Paulus II op 4 oktober 1981 heeft zalig verklaard, een grenzeloos vertrouwen in Sint-Jozef. Maria Repetto, dochter van een notaris, is de oudste in een gezin van elf kinderen. Geboren op 31 oktober 1807 te Voltaggio, ten noordwesten van Genua (Italië) en gedoopt op dezelfde dag. Vader en moeder Repetto geven aan hun kinderen een diep geloof en liefde voor de armen door. Vier van hun dochters gaan in het klooster en een zoon wordt priester gewijd. Op 7 mei 1829 meldt Maria zich bij het tehuis van de Zusters van Onze‑Lieve‑Vrouw van Toevlucht («Brignolij­nen» genoemd) in Bisagno (dicht bij Genua) om er in te treden. Op 15 augustus 1829, wordt ze ingekleed en twee jaar later legt ze haar geloften af. Zuster Maria neemt de regel van de Brignolijnen met een uitzonderlijke trouw, nederig en eenvoudig, kalm en stichtend in acht. Ze wordt eerst te werk gesteld in het naaiatelier: de naaikamer stelt de zusters in staat het tehuis materieel draaiende te houden. Er wordt geborduurd, met zijden of gouden garen, kleden, hemden of weelderige kleren die worden verkocht aan gefortuneerde lieden die erom vechten, zo perfect is de kwaliteit van het afgeleverde werk. Die kwaliteit is te danken aan de liefde waarmee de zusters het werk verrichten, in navolging van Sint-Jozef..... «Een van de wijzen waarop de liefde in het leven van de Familie van Nazaret tot uitdrukking wordt gebracht, schrijft Paus Johannes Paulus II, is de arbeid. De evangelietekst preciseert met welke soort van werk Jozef in het levensonderhoud van zijn Familie probeert te voorzien: dat van timmerman..... De gehoorzaamheid van Jezus in het huis van Nazaret wordt ook beschouwd als deelname aan het werk van Sint-Jozef. Hij die de "zoon van de timmerman" genoemd werd, had het werk van zijn veronderstelde vader, geleerd» (Redemptoris Custos, n. 22,23). Jezus leerde van Sint-Jozef te werken met gevoel voor perfectie: «In de menselijke groei van Jezus in wijsheid, in afmeting en in genade, nam één deugd een belangrijke plaats in: gewetensvolle beroepsuitoefening» (ibid.).

 

De patroon van de diplomaten

Het minutieuze werk van zuster Maria, gevoegd bij de verstervingen die zij zichzelf oplegt, verzwakt haar gezichtsvermogen aanzienlijk zodat men haar de taak van portierster toevertrouwt. Het is makkelijk om een deur open te doen, maar moeilijk om een goede portierster te zijn in een tehuis van religieuzen, want waar het om gaat is het vervullen van de rol van tussenpersoon tussen het kloosterleven en het leven in de buitenwereld. De portierster ziet erop toe dat er niets ongepast binnen komt. Aan de mensen van buiten biedt ze daarentegen troost en geestelijke steun. Ze is dus verplicht zich van diplomatie te bedienen, en zuster Maria zoekt haar toevlucht bij Sint-Jozef als patroon van de diplomaten.

De Eerbiedwaardige Johannes XXIII, van wie de heldhaftigheid der deugden is erkend door Paus Johannes Paulus II op 20 december 1999, beschouwde SintJozef ook als een voorbeeld voor de diplomaten. Bij zijn benoeming tot Apostolische Delegaat in Bulgarije, zei Monseigneur Roncalli, de toekomstige Johannes XXIII, tegen kardinaal Gasparri, dat hij het feest van Sint-Jozef had uitgekozen voor zijn bisschopswijding «omdat die Heilige, naar het schijnt, de beste meester en patroon van de diplomaten van de Heilige Stoel moet zijn.- "Oh! Werkelijk, zei de kardinaal, dat antwoord had ik niet verwacht." - Ziet u maar eens, Eminentie:  weten te gehoorzamen, weten te zwijgen, spreken wanneer het moet, met mate en terughoudendheid, dat is de rol van de diplomaat van de Heilige Stoel en die van Sint Jozef. We zien hem terstond op reis gaan, uit gehoorzaamheid, naar Bethlehem; hij gaat op zoek naar een onderkomen, houdt vervolgens de wacht bij de grot; acht dagen na de geboorte van Jezus voert hij het joodse ritueel uit waarmee de nieuwgeborene plechtig wordt erkend als behorend tot het uitgekozen volk; vervolgens zien we hem eervol de Drie Koningen ontvangen, die luisterrijke ambassadeurs uit het Oosten, dan zien we hem nog op de wegen van Egypte, vervolgens op de terugweg naar Nazaret, nog altijd gehoorzaam en zwijgzaam; afwisselend stelt hij Jezus voor en verbergt Hem, verdedigt Hem en voedt Hem. Wat hem zelf betreft, hij treedt nooit op de voorgrond, blijft in de schaduw van de mysteriën van de Heer, waarop bij iedere gelegenheid een engel een lichte en voorbijgaande straal van hemels licht wierp.

 

Op haar manier volgt zuster Maria Repetto het voorbeeld van Sint-Jozef na. Zo engelachtig als haar geduld moge zijn, het is geen deugd die haar is aangeboren. Zelf zegt ze herhaaldelijk: «Men moet tegen de stroom in gaan», dankzij het gebed en de offervaardigheid. Allerlei grofheden, stormen en tegenwind ten spijt, doet ze haar best om haar glimlach te bewaren. Elke dag bellen tien tot twintig personen aan, maar de laatste treft haar even vriendelijk aan als de eerste.  

 

«Sint-Jozef heeft zich laten vermurwen!»

Haar vertrouwen in Sint-Jozef is volledig. Onophoudelijk raadt ze mensen aan hun toevlucht tot hem te nemen. Als men haar iets vraagt dat een beetje moeilijk is, gaat ze allereerst bidden voor het beeld van Sint-Jozef in de aangrenzende gang van de portiersloge, komt vervolgens terug om antwoord te geven. Op een dag komt het familielid van een meisje van 21 jaar zich beklagen, zo spijt het haar dat het meisje in kwestie, dat haar geloof heeft verloren, zal sterven zonder zich met God te hebben verzoend; «Ik kan niets doen», antwoordt zuster Maria. «Bidt tot Sint-Jozef!» smeekt de bezoekster. «Ik heb al tot hem gebeden; er is niets aan te doen». Maar plotseling verklaart ze, de ogen ten hemel opgeslagen: «Hoort u eens: Sint-Jozef heeft zich laten vermurwen... De genade is verkregen. Gaat u naar huis. De eerwaarde X. zal alles doen wat er moet worden gedaan». Bij het ziekbed van de stervende aangekomen, treft de bezoekster inderdaad die priester aan die de zieke heeft laten komen om haar de sacramenten toe te dienen. Weer een andere dag beveelt een vrouw haar man aan die blind is geworden. De zuster raadt haar aan tot Sint-Jozef te bidden, gaat dan naar haar kamer en draait het schilderij met een afbeelding van de heilige met het gezicht naar de muur en zegt: «Voelt u ook maar eens een keer wat het is om in duisternis te verkeren». De volgende dag komt de vrouw terug en verklaart dat haar man plotseling zijn gezichtsvermogen heeft hervonden. Zuster Maria rent dadelijk naar haar kamer en draait het schilderij weer om en zegt eenvoudig: «Dank, Sint-Jozef!» Haar werkwijze die sommigen zal verbazen duidt op een grote kinderlijke vrijheid ten aanzien van de grote heilige.  Ter uitoefening van haar apostolaat heeft zuster Maria altijd medailles van Sint-Jozef bij de hand die

ze uitdeelt aan wie ze maar wil hebben. Ze geeft ook vaak «Giuseppini» ("Sint Jozefjes"): afbeeldingen van

Sint-Jozef op stof of op papier met een doorsnede van anderhalve centimeter. Na een pijnlijke operatie komt een vrouw vragen om gebeden voor een wond die maar niet wil helen. «Legt u een Giuseppino op het zieke deel, antwoordt zuster Maria. Ik zal tot Sint­ JOZEF bidden en hij zal u genezen». Spoedig daarna wordt het gebed verhoord: er komt geen etter meer uit de wond en er vormt zich een litteken. Op dezelfde wijze worden talloze andere genezingen verkregen. «In alle tijden heeft de godsdienstzin van het Christenvolk haar uitdrukking gevonden in allerlei godvruchtige praktijken die het sacramentele leven van de Kerk begeleiden zoals de verering van relieken, het bezoek aan heiligdommen, bedevaarten, processies, kruisweg, rozenkrans, medailles enz., zo leert de Catechismus van de Katholieke Kerk. Deze praktijken liggen in het verlengde van het liturgisch leven van de Kerk, maar ze zijn er geen vervanging van» (n. 1674,1675). Door het gebruik van de medailles stellen de gelovigen zich onder de bescherming van de afgebeelde heiligen; ze zijn geneigd zich aan hen toe te vertrouwen en het gebed dat tot hen wordt gericht kan talrijke genaden verkrijgen.

 

 

Vorige  Volgende pagina

 

De tekst op deze  pagina is afkomstig uit het tijdschrift "Dierbare vrienden van de abdij Sint Jozef de Clairval" uitgegeven door Abbaye Saint-Joseph et éditeur Traditions Monastiques. Publicatie op deze site vind plaats na verkregen schriftelijke toestemming van de verantwoordelijk uitgever.